ROMANUS Willem - Sdt - Stamnummer 0561

1e Compagnie - 5e Peloton

 

Soldaat Willem ROMANUS
1e Compagnie - 5e Peloton - Brancardier
Stamnummer : 0561 


“Willem,  soldaat van Overijse”
Terug in het Bataljon

Bij mijn aankomst in het bataljon in Noord-Wales kon ik mijn ogen niet geloven :  het bataljon had zijn tenten opgeslagen op de flank van een helling.  Het dichtst bijgelegen dorp was PENYBONT,  in een totaal verlaten streek,  waar alleen een herder zijn kudde schapen en zijn trouwe hond te bespeuren waren.  Het weder in PENYBONT (Noord-Wales)  was even slecht dan in SCHOTLAND :  modder tot over onze schoenen.  Het verblijf in tenten was niet alles!  Voor acht man was een tent voorzien,  echt indiaans,  met in het midden een steunpaal.  Als één van de bewoners ’s nachts naar buiten moest,  was hij verplicht in de duisternis over de anderen te kruipen.  Het was immers oorlog en de “black-out” moest gerespecteerd worden.  Dat in en uit de tent kruipen was dikwijls vergezeld van een reeks vloeken of verwensingen.


Tentenkamp Penybont

Bij onze aankomst in het kamp vernamen wij dat het bataljon op manoeuvres was vertrokken voor een ganse week.  Wij melden ons aan bij de kapitein,  die aangewezen was als hoofdverantwoordelijke voor het kamp.  Wij moesten in het kamp blijven om in te springen waar het nodig was.  De voorlaatste dag van de manoeuvres moesten wij ons peloton vervoegen.  Voor mij was het een “gezellige?!” thuiskomst :  ik had onze luitenant nog nooit zo kwaad gezien als toen hij hoorde dat ik van de commandotraining was teruggezonden.  Hij wilde weten door wie en waarom.  De volgende morgen waren de manoeuvres ten einde na 7 dagen testen op het uithoudingsvermogen,  inbegrepen voeding en rust.  Wij verzamelden op een aangegeven plaats.  Daar ging de keuken komen met het zo begeerde middagmaal.  Maar na lang wachten was er geen keuken te bespeuren,  evenmin als van het begeerde middagmaal.  Weeral een militaire afspraak die door omstandigheden verkeerd was afgelopen.
Een makker uit SINT-NIKLAAS vroeg mij om mee te gaan naar een villa die wij in de verte ontwaarden.  We zouden daar om eten vragen.  Ik was eerst voor dat voorstel niet te vinden,  maar ik liet mij overhalen.  Onze uitrusting bleef in de “troop-carrier”,  een speciale camion die gans een peloton met de persoonlijke uitrusting (35 man) kon vervoeren. 

 

 

 

 


Slippertje met gevolgen


Mijn vriend belde aan en legde onze toestand uit.  Die mensen waren blij ons te zien : Belgen?  Zij wisten zelfs niet dat er een Belgisch leger in GROOT-BRITTANNIE bestond!  We moesten geduld hebben :  de tijd om het eten klaar te maken.  Ondertussen werd ons een drankje aangeboden en we gaven antwoord op de vragen die zij ons stelden.  Wij mochten aanzitten aan een heerlijk maal.  We bedankten de vriendelijke mensen.  Zij hoopten ons weer te zien tijdens één van onze verloven,  maar daar is het nooit van gekomen.
Dat bezoek was langer uitgevallen dan verwacht.  Onze verbazing was dan ook groot toen wij vaststelden dat het bataljon de plaats had verlaten.  We trokken dan maar verder,  in de hoop dat we in de goede richting gingen.  Het was valavond toen we in een dorp aankwamen.  Om geen bijkomende last te krijgen stapten we het politiebureau binnen.  We vertelden,  zo goed en kwaad mogelijk,  ons weder ervaren.   Het duurde heel lang vooraleer de politieagent van wacht ons verstond en ons avontuur aannam.  We kregen onderkomen voor één nacht,  met avondmaal en ontbijt.  Slapen mochten we in een cel van het gevang.  Twee dagen later waren we terug te PENYBONT.  Het was avond en in de eerste “Pub” (herberg) die wij bezochten zat onze luitenant in gezelschap van een dame.  Wat moesten we doen?  Groeten of niet?  We hebben hem niet gegroet omdat we dachten dat we hem niet mochten storen.  De volgende morgen zijn wij hem gaan groeten en hem onze verontschuldigingen aangeboden voor onze afwezigheid op de manoeuvres en omdat wij hem in de “Pub” niet hadden gegroet omdat hij in gezelschap was en hem niet wilden storen.  Zijn antwoord luidde : “hadden jullie zich gisterenavond komen verontschuldigen dan was de straf nog gering geweest.  U zult er deze middag alles van weten”.  We kregen inderdaad elk 10 dagen politiekamer.  De volgende morgen,  voor de groet aan de vlag,  werd er inspectie van de wapens gehouden.  Onze luitenant beweerde dat de loop van mijn geweer niet genoeg blonk.  Ik had mijn geweer nochtans goed gereinigd een half uur voor de verzameling.  Het rapport bezorgde mij nog 8 dagen arrest.  Van meeval gesproken of was het een gevolg van ons slippertje tijdens de manoeuvres. 


Werk op boerderij en trouwfeest


Gedurende de oogst in 1941 was er bij de boeren tekort aan arbeidskrachten.  Dat was het gevolg van de algemene mobilisatie in GROOT-BRITTANNIE.  Ons bataljon werd verzocht de boeren bij de aardappeloogst te helpen.  ’s Morgens werden de soldaten met camions naar de boerderijen gebracht waar hulp nodig was.  Een paar makkers en ikzelf werden te PONTRILAS afgezet bij een boerin wiens man in het begin van de oorlog gesneuveld was in dienst van de marine.  We moesten aardappelen rooien en oprapen.  De boerin was ogenschijnlijk tevreden over onze arbeid want reeds de tweede dag vroeg zij ons of wij akkoord waren dat zij aan majoor CUMONT zou vragen om een ganse week op de boerderij te helpen.  Het werden drie weken,  zonder dat wij terug naar het kamp moesten.  We waren een soort burgers in kaki!
Er was veel wild op de velden.  Ieder boer was vrij om op zijn landerijen te jagen,  dat werd evenwel weinig gedaan al hadden de meesten een tweeloop.  Eens terug in het kamp vertelde ik mijn weder ervaren op de boerderij aan mijn vriend David uit BEKKEVOORT.  Hij was 46 jaar oud en verstokte stroper.  Wij vroegen de toelating om tijdens het weekend naar de boerderij te mogen gaan.  Na de kennismaking en de gebruikelijke “cup of tea” trokken wij erop uit.  Op minder dan een half uur tijd,  hadden we twee fazanten geschoten,  genoeg eten voor twee dagen.  De daarop volgende weekends,  ging mijn vriend alleen naar PONTRILAS.  Na drie maanden moest ik nogmaals naar de hoeve,  deze maal om getuige te zijn bij het huwelijk van mijn makker met de boerin.  Wegens zijn leeftijd werd hij uit het leger ontslagen.  Zij verhuisden naar een grotere hoeve en deden goede zaken.  Zij leefden lang en gelukkig!


Schietoefening


Het moet in 1942 geweest zijn dat op de Staf van het bataljon werd beslist schietoefeningen te houden op een terrein dat ver van ons kantonnement was verwijderd.  De verplaatsing zou te voet geschieden voor de manschappen die “fit” werden bevonden.  Uiteindelijk vertrok de helft van het bataljon te voet,  de andere helft vertrok een uur later per camion.  Ik was bij de “voetgangers” want ik had nooit letsel veroorzaakt door de lange marsen.  Maar onder ons waren er ook sukkelaars die de zware legerschoenen moeilijk konden verdragen en blaren en verwondingen aan hun voeten opliepen.  We marcheerden per sectie,  links en rechts van de baan.  Tussen elke sectie werd een ruimte gelaten om ons beter te beschermen bij een eventuele luchtaanval.  Ongeveer halverwege liet ik mij afzakken naar de staart van de colonne.  Na enkele honderden meter alleen gemarcheerd te hebben stopte de wagen van de dokter.  Hij vroeg wat er haperde en ik vertelde hem dat ik “tussen” de benen openlag.  Ik moest de Rode Kruiswagen opwachten en een beetje zink oxyde op de verhitte plaats strijken.  De Rode Kruiswagen betekende voor mij het einde van de mars.  Gelukkig had de dokter niet naar mijn letsel gekeken,  anders had ik zeker meerdere dagen “arrest” gekregen!

 

 

 

 

 

 

 

Beveloverdracht

In 1942 braken moeilijkheden uit in het 1e bataljon.  Incidenten,  ongehoorzaamheid en weigering van bevel vanwege militairen in en uit het bataljon enerzijds,  op een commando wachtende Belgische officieren mede tussenkomst,  voorspraak en zelfs druk van uitgeweken Belgische politiekers anderzijds waren aanleiding dat de positie van majoor CUMONT,  de bevelhebber van het bataljon erg wankelbaar werd en dat hij uiteindelijk eind september 1942 verplicht werd het bevel over te dragen aan majoor PIRON.
Het was majoor CUMONT die te neergeslagen en verbitterd,  persoonlijk zijn commando opheffing aan zijn bataljon mededeelde.  Hij de stichter van het operationele Belgische landleger in GROOT-BRITTANNIE zag zich verdrongen,  niet beloond voor al zijn werk,  ontzegd van de voldoening van het resultaat van al zijn inspanningen.  Voor hem was dit een grote ongerechtigheid.  Zonder majoor CUMONT was er nooit een brigade PIRON geweest.  In overleg met de Britten werd het Belgisch landleger in GROOT-BRITTANNIE grondig gereorganiseerd.


Klaroenblazer


In augustus 1942 werd ik als klaroenblazer aangeduid.  Voor de oorlog was ik spelend lid in de harmonie van onze gemeente Overijse.  Mijn kennis van de muziek was natuurlijk een goede start om klaroenblazer te worden.  Het aanleren van de “sonneries” vergde natuurlijk veel tijd.  In december 1942 waren we gekantonneerd te CHEPSTOW in MONMOUTSHIRE.  Met twee kameraden werden wij door een Engelse familie uitgenodigd om kerstmis in familiekring te vieren.  Wij waren natuurlijk zeer blij.  We stonden vertrekkensklaar als ik mijn naam hoorde roepen.  Het was de sergeant van week die een klaroenblazer zocht.  Ik was nochtans drie dagen te voren van wacht geweest en we waren met 13 klaroenblazers!  Ik dook tussen de dekens van mijn bed,  het haar in de war en deed alsof ik sliep.  De sergeant stond aan mijn bed.  Hij kende mij evenwel niet en de kamergenoten zwegen.  Kwaad sprong de sergeant op zijn fiets op zoek naar een ander slachtoffer.  Wij moesten de muur van de omheining over.  Het was nogal hoog maar de gewoonte doet veel!  Het kerstmaal was lekker en dan denkt men natuurlijk aan huis,  aan de ouders en familie in BELGIE,  waar het eten schaars was en het bitter koud was.  De volgende dag vernam ik dat ik ingeschreven was voor het rapport van de commandant wegens afwezigheid.  Ik vroeg mij af hoe het mogelijk was afwezig te zijn op een feestdag en dan nog met een nachtvergunning op zak!  Drie feiten werden mij ten laste gelegd :  de afwezigheid op kerstdag werd niet weerhouden,  vermits ik nachtvergunning had.  Voor het tweede feit,  ingediend door een onderofficier :  “aardappelen te dik geschild”,  werd geen straf weerhouden.  Het derde feit betrof de hulp bij de afbraak van een klein deel van de ruïne,  die overbleef van een vervallen kasteel dicht bij de renbaan.  De commandant oordeelde dat hij voor die feiten geen straf kon opleggen.  Ze waren te licht of ongegrond.  De commandant zei : “ROMANUS u moogt gaan”.  Ik maakte van de goede gezindheid van de commandant te mijner opzichte gebruik om een gunst te vragen.  Ik zei :  “ik ben al tien dagen onder voorarrest voor feiten die niet als strafbaar werden weerhouden,  mag ik U een verlengd weekend vragen?  Hij bezag mij en lachend zei hij : “ROMANUS gij durft nogal”!  Maar hij wendde zich tot de sergeant-majoor en vroeg in het frans of er al soldaten ingeschreven waren voor het weekend.  De sergeant-majoor keek in zijn boekje met de verloven en zei :  “Trois commandant” en de commandant besloot :  “Mettez ROMANUS sur la liste pour un long weekend”.  De verbazing van de sergeant-majoor was groot :  hij bracht iemand op het rapport om te worden gestraft en nu kreeg die soldaat nog een uitzonderlijke gunst van de commandant!  En ik :  “Niets meer tot uw orders commandant?”  en weg was ik.  Noch de commandant,  noch de sergeant-majoor,  noch ikzelf hadden er iets van begrepen.  Terug in de barak,  was iedereen nieuwsgierig om te weten hoeveel dagen arrest ik had gekregen.  Ze geloofden mij niet toen ik al lachend zei : “een lang weekend”!  De zaterdag morgen toen ik naar HEREFORD” vertrok,  moesten ze wel aannemen dat ik de waarheid had gesproken.  De vraag was evenwel : “hoe heeft den Bill dat klaargespeeld”?  Ik vertelde reeds dat wij in december 1942 gekantonneerd waren te CHEPSTOW op de paardenrenbaan (The Race Course),  dicht bij het Bristolkanaal.  De langste spoorwegtunnel ging onder dat kanaal door.  Die doorgang duurde circa 10 minuten.  Die lijn maakte deel uit van de lijn TENBY-LONDON,  over CARDIFF – NEWPORT – BRISTOL en READING.  De reis naar LONDON duurde ongeveer 12 uren.  Wij namen gewoonlijk de nachttrein.


Klaroengeschal – Friethuis


Het was in dat kamp dat ik mijn eerste wacht als klaroen moest “kloppen”.  Ik zie mij nog vertrekken met de mannen van de wacht achter mij… en ik maar blazen van “Jef houd den hond vast,  ziet dat hij niet ’n bijt”.  De eerste avond had ik er het “doof de lichten” goed afgebracht,  maar de volgende morgen als ik het “wekken” moest blazen,  schoof ik uit omdat mijn lippen nog niet genoeg “gerodeerd” waren,  tot algemene hilariteit van de mannen .  Iedereen was toch op tijd en stond op en de dag kon beginnen!
CHEPSTOW was een kleine gemeente maar had ook,  dank zij de aanwezigheid van het kamp,  een cinema,  een dancing en een friethuis.  In de voorgevel van het huis was een venster weggenomen om de frieten te verkopen.  Binnen kon gegeten worden aan een zestal tafels.  Ik vroeg aan de uitbater of ik ’s avonds niet kon helpen en zo heb ik gedurende enkele weken ’s avonds patatten mechanisch geschild en friet gesneden.  Het was een kleine bijverdienste en ik kreeg daarbij nog het avondeten.  Ik stond bij de dienster goed aangeschreven.  Na de avondsluiting van het friethuis ben ik dikwijls met de schrik op het lijf naar het kamp teruggekeerd.  De Engelse militairen waren erg jaloers op de Belgen omdat wij hun meisjes afsnoepten.  Zij verstopten zich en wanneer een eenzame Belg op de terugweg was naar het kamp,  sloegen de Britten toe.  Ik heb gelukkig nooit rammel gehad want ik kon hard lopen!


Reorganisatie – Oorlogspeter


Begin 1943 werd het bataljon omgevormd in drie afzonderlijke gemotoriseerde eenheden,  samengesteld uit infanterie,  zware mortieren,  zware mitrailleuse,  anti-tankkanonnen en verkenners.  Het was een ganse omwenteling :  van het peloton waarvan ik meer dan twee jaar deel had uitgemaakt bleef ik alleen over in de 1e gemotoriseerde eenheid.  De makkers vertrokken naar de 3e eenheid.  Het was een droevig afscheid.  De reden van die afscheiding :  in ons peloton waren 3 klaroenen en dat kon niet,  vandaar de spreiding!  En we verhuisden voor de zoveelste maal!  We vertrokken naar CLACTON-ON-SEA aan de oostkust van ENGELAND.
We kregen een kersverse 1ste chef,  een man uit LOT.  Zoals gewoonlijk ging de kennismaking met een nieuwe officier of onderofficier gepaard met een verzameling en de voorstelling aan de “nieuwe”.  Wanneer het mijn beurt was om mij voor te stellen : “ROMANUS uit OVERIJSE” waren zijn eerste woorden :  “kent gij Mr. Guillaume DEPRE”?  Ik was natuurlijk verheugd de naam van een dorpsgenoot te horen.  Het was inderdaad de vader van onze huidige burgemeester Jozef DEPRE.  Ik antwoorde bevestigend.  De 1ste chef vroeg mij of ik Mr. DEPRE al gezien had? -  Neen 1ste chef – Wel die is in LONDON.  Wanneer ge eens in LONDON zijt,  ga hem dan groeten op EATON SQUARE,  Ministerie van Onderwijs.  Hij zal blij zijn U weer te zien.  Later vernam ik dat hij de zoon was van de burgemeester van LOT.
De bevelhebber van het bataljon,  majoor PIRON wilde een muziekkapel en dat lukte ook!  Het duurde niet lang of onze muziekkapel werd bekend en op vele plaatsen in GROOT-BRITTANNIE hebben we parades meegemaakt die “WINGS FOR VICTORY” (Vleugels voor de overwinning) werden genoemd.


 Maart 1943 - Week of “Wings for Victory” London

Op een zaterdag moesten we optreden in LONDON.  We kwamen er toe de vrijdag morgen en we kregen die dag vrijaf.  Ik aarzelde geen ogenblik om naar EATON SQUARE te gaan om de heer DEPRE op te zoeken.  Een bode bracht mij naar de 2e verdieping en liet mij het bureau binnen.  Mr. DEPRE stond met de rug naar de deur en draaide zich om.  Hij herkende mij onmiddellijk.  Hij vroeg mij of ik vrij was en weg waren wij in de richting van VICTORIA STATION.  We dronken eerst een pintje in een “pub”.  Mr. DEPRE nodigde mij uit om met hem het middagmaal in een restaurant te gebruiken.  Tijdens het eten wisselden wij het weinige nieuws over onze families in België uit.  Veel nieuws was er niet,  alleen per telegram van maximum 25 woorden,  via het Internationale Rode Kruis te Geneve (Zwitserland).  Die berichten waren nog streng gecensureerd.  Mr. DEPRE nam al de kosten op zich en bij het afscheid kreeg ik nog een biljet van 10 shilling.  Of ik gelukkig was!  Ik ben mijn oorlogspeter nog dikwijls gaan opzoeken op zijn bureau.  Hij was steeds blij iemand uit OVERIJSE in ENGELAND te ontmoeten.  Het spreekt van zelf dat ik hem ook verteld heb,  dat ik bij zijn echtgenote (Mevr. LAURE) nog school gelopen had.  Wie van onze ouderdom heeft Mevr. LAURE als onderwijzeres niet gehad in het 1e studiejaar van de gemeentelijke jongensschool?

 

 

 

 


Muziekkapel

Onder impuls van majoor PIRON,  bevelhebber van het Belgisch bataljon,  werd de Belgische militaire muziekkapel opgericht.  De “kliek” (klaroenen) werd aangevuld door muzikanten die ook een ander instrument bespeelden.  Zo kreeg ik een piston maar ik moest mijn klaroen behouden.  Dat duurde niet lang want er waren te veel klaroenen.  Ik kreeg een splinternieuwe “bariton”.  Met veel ijver zette ik mij in voor het aanleren van dit nieuw instrument.  Spijtig dat we nooit een “echte” muziek chef hebben gehad.  Zulks liet zich voelen,  niet alleen bij het aanleren van nieuwe muziekstukken maar ook bij de tucht en het verdedigen van de belangen van de muzikanten bij de overheid.  Dat onze muziekkapel gunstig was aangeschreven,  blijkt o.m. uit het feit dat wij door de B.B.C. (Britse radio) werden uitgenodigd om Belgische militaire marsen op plaat op te nemen.  Het was een echte belevenis!  Ik had al wel gehoord van de B.B.C. (nieuws) maar een opname meemaken was heel wat anders.
We werden opgesteld in een grote studio die door een glazen wand gescheiden was van de regiecabine.  Het spreekt vanzelf dat er duchtig moest gerepeteerd worden vooraleer de eigenlijke opname kon geschieden.  Wij begrepen natuurlijk niets van de betekenis van al die lampen met verschillende kleuren.  Wel werd ons gezegd dat indien de rode lampen in de studio branden,  de opname aan gang was en absolute stilte geëist werd.  In september 1943 had de Britse voetbalbond de match van het jaar georganiseerd met een selectie van de R.A.F. (Royal Air Force) die zouden uitkomen tegen een selectie van het landleger.  Tot hier het verhaal van mijn muzikale optreden binnen de Belgische Strijdkrachten.  Nadien volgde de verdere opleiding als brancardier,  dit zou mijn uiteindelijke opdracht worden tijdens de veldtochten van de Brigade Piron in 1944-1945.

Ontscheping van onze voertuigen in de artificiële haven van Arromanches (Normandie) begin augustus 1944.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bron


EURO-CONTACT (Driemaandelijks tijdschrift van de Koninklijke Vereniging Oud-Strijders Verbroederingen Sectie Overijse).
Verantwoordelijke uitgever : Marc Langsberg
Verantwoordelijke tekstweergave getuigenis : Willy Dekeyser
Layout : Didier Dufrane